Een werkgever kan om personeel aan zich te binden werknemers laten delen in de waardeontwikkeling van een onderneming. Er zijn verschillende vormen van werknemersparticipaties, bijvoorbeeld (certificaten) van aandelenparticipatie, opties en winstafhankelijke bonussen. Soms kan zo’n werknemersparticipatie een lucratief belang zijn. Dit doet zich vooral voor bij fonds- en bedrijfsmanagers in de private-equitysector, waarbij fondsmanagers als onderdeel van hun beloningsstructuur vermogensbestanddelen ontvangen, waarmee zij hoge rendementen kunnen behalen. Bij private equity wordt geïnvesteerd in aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven, waarvan de verwachting is dat die zullen groeien. Als mede-eigenaar delen de aandeelhouders dan in de groei (en de risico’s) van dat bedrijf. De excessieve rendementen die fonds- en bedrijfsmanagers in de private-equitysector vaak maken uit deze aandelenbelangen worden in beginsel belast in box 1, maar onder voorwaarden kunnen deze belast worden in box 2 als inkomen uit een aanmerkelijk belang (de zogenoemde aanmerkelijkbelangvariant). De manager houdt dan het lucratief belang via een aanmerkelijk belang in een kapitaalvennootschap. Een aandeelhouder heeft een aanmerkelijk belang bij een aandelenbezit van 5% of meer. Om te voorkomen dat de excessieve rendementen te laag worden belast, wordt de lucratiefbelangregeling aangepast. Houders van een middellijk lucratief belang gaan vanaf 1 januari 2026 meer belasting betalen. Daartoe wordt de heffingsgrondslag verbreed, waardoor de effectieve belastingdruk in box 2 wordt verhoogd tot maximaal 36%, afhankelijk van de belastingschijf waarin het voordeel valt. Valt het voordeel uit het lucratief belang in de eerste belastingschijf van box 2, dan is de effectieve belastingdruk niet 24,5% maar 28,45%. Valt het voordeel in de tweede schijf, dan is de effectieve belastingdruk niet 31% maar 36%.