Ben je getrouwd in gemeenschap van goederen? Dan ben jij en je partner ieder gerechtigd tot de helft van de gemeenschap (50%). Bij een geregistreerd partnerschap is dit ook zo. Soms is het wenselijk om de breukdelen aan te passen naar een andere verdeling dan 50% - 50%. Als dit gebeurt in het zicht van overlijden, levert dit vaak een besparing van erfbelasting op. Door de aanpassing van de gerechtigdheid tot de huwelijksgemeenschap daalt immers de verwachte nalatenschap van de echtgenoot die vermoedelijk het eerst overlijdt. Volgens vaste rechtspraak is er bij aanpassing van de breukdelen geen sprake van een vermogensverschuiving, en dus een schenking, aangezien het nog onzeker is of de verschuiving zich echt zal voordoen. De Hoge Raad heeft wel bepaald dat dit anders is als de wijziging plaatsvindt als zo goed als zeker is dat een van beide echtgenoten komt te overlijden. Maar de Raad heeft onlangs ook beslist dat bij het aanpassen van de breukdelen alleen in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van belastbaarheid. Hierdoor wordt het in de praktijk vrijwel onmogelijk voor de Belastingdienst om dergelijke erfbelasting besparende constructies te bestrijden.

 

Voorgestelde maatregel

Daarom wordt nu voorgesteld dat vanaf 2026 in geval van een huwelijksgoederengemeenschap met ongelijke breukdelen, schenk- of erfbelasting verschuldigd is bij ontbinding van die gemeenschap (of op grond van een verrekenbeding). Dit geldt zowel voor een gemeenschap van goederen tussen echtgenoten als voor een gemeenschap van goederen tussen geregistreerde partners. Met ongelijke breukdelen wordt in dit verband bedoeld een ander breukdeel dan beiden de helft (50%). De maatregel is niet van toepassing op verkrijgingen op grond van huwelijkse voorwaarden die zijn aangegaan vóór 18 april 2025 en evenmin op verkrijgingen op grond van een notarieel samenlevingscontract vóór 18 april 2025.